Wim van den Camp 2019 afgestudeerd

Vroeger heb ik in middelharde steensoorten gehakt en maakte ik ruimtelijk werk met papier.
Dat liep uit op tentoonstellingen en deelnemen aan kunstmarkten. Ik stak daar veel tijd in. Maar op den duur vond ik dat er geen groei meer in zat. Ik ben toen gaan zoeken naar een opleiding in deeltijd, geen cursus waar je een techniek aanleert, maar een algemene kunstopleiding.
Die heb ik uiteindelijk gevonden bij de Nieuwe Akademie Utrecht, de NAU, een vijfjarige deeltijdopleiding voor volwassenen, zeg maar tweede-kans-onderwijs. Ik had enkele oud-studenten van de NAU gemaild over de opleiding en kreeg erg enthousiaste verhalen als respons. Ik besloot me in te schrijven. Het was wel spannend, werk laten zien waar kritisch naar werd gekeken. Ik werd toegelaten!

Het bleek een heel goede keuze te zijn: je wordt er volop aangespoord om te experimenteren, er waren lesdagen die ongeloofelijk boeiend waren, je moest met regelmaat werk laten zien. Bij de lessen neem je steeds veel spullen mee, want er moet regelmatig geproduceerd worden. Je hebt dan nogal eens de verkeerde meegenomen, maar iedereen laat je graaien in hun spulletjes.
Voor de eerste werkbespreking waren wij als eerstejaars behoorlijk zenuwachtig. De groepen waren gemengd en gelukkig kwamen de tweedejaars uit de groep als eerste aan de beurt. Bij de lessen had je steeds één docent, maar bij de werkbesprekingen de twee docenten waar je les van had. Het werk werd welwillend besproken en je kreeg tips en voorbeelden om verder te gaan. Maar wat je ging maken moest je wel zelf beslissen: geen opdrachten of voorschriften.
In de loop van de jaren werd het kritischer en veeleisender. Ik was het meest onder de indruk van de hoeveelheid voorbeelden van kunstenaars en kunstwerken die ter sprake kwamen in de lessen en bij de werkbesprekingen. En van de verrassende opdrachten die je kreeg in de lessen.

Ergens in mijn tweede jaar had ik geprobeerd om met een vrij ingewikkelde opstelling van een schommel-binnen-een-schommel beweging na te maken van een kippenkop die naar graantjes pikt. Ik was daar niet helemaal in geslaagd, maar ik heb toen wel besloten om bewegende objecten te gaan maken. Mijn verwondering over bewegende objecten was altijd al groot, maar door er nadrukkelijk mee bezig te zijn, kritiek te krijgen en aangespoord te worden om meer te durven, merkte ik dat het werk zich ontwikkelde. Er kwamen ook periodes dat niks wilde lukken, dat ik, na weken werken aan een object, moest besluiten dat het geen goed beeld was geworden….. Die ervaringen zag je ook bij medestudenten. We hebben elkaar vaak gesteund en gestimuleerd.
Er waren studenten die met moeite één forse werkdag aan de Akademie konden besteden. Ik had veel tijd en ik moest regelmatig bewaken dat ik er ook nog een sociaal leven op na bleef houden.

In de loop van de eerste twee jaar vielen er mensen af. Een enkeling vond toch niet wat hij zocht in deze opleiding. Er waren ook studenten die door familieomstandigheden of werk niet verder gingen. En aan het einde van het tweede jaar kregen sommige studenten te horen dat ze niet verder mochten, omdat de docenten niet voldoende ontwikkeling zagen in het werk. Dat waren moeilijke momenten.
Bij de meeste studenten zag je in het derde en vierde jaar wel een soort richting groeien waar het werk in paste, maar er waren er ook die in die hele periode nog zoekend bleven.

Ik was zelf begonnen om filmpjes van bewegende objecten in mijn dagelijkse omgeving te maken, vaak van maar 10 a 20 seconden, als een soort archief van verrassende bewegingen, Dat werkte als een goede inspiratiebron voor mijn werk.
Een voorbeeld daarvan was onderzoek dat ik deed naar het papier van een kassarol. Dat wil graag terug naar de opgerolde vorm en daar heb ik mee gespeeld. Het resultaat is te zien in twee filmpjes met de links  https://youtu.be/5Dv49BM1xlg voor de handelingen, en https://youtu.be/kuxQ30joe9w voor het apparaat dat ik erbij maakte.
Bij het werkproces gaat er vaak van alles mis, en dat levert soms teleurstelling op, maar vaak ook verrassingen die het oorspronkelijke plan veranderen maar ook verbeteren.
De opleiding heeft veel tijd gekost, voor mij 20 a 30 uur per week, bij anderen door omstandigheden minder, maar iedereen had toch wel minstens 8 a 10 uur per week nodig. En dan nog lezen over kunst, veel tentoonstellingen bezoeken, in het vierde jaar een scriptie schrijven. En ook is er twee keer per jaar een excursie die door de NAU werd georganiseerd, met een deskundige rondleiding, meestal naar musea over de grens. En afwisselend een vijfdaagse excursie naar de Biennale van Venetie en naar die in Berlijn. Heel erg de moeite waard.

Alles bij elkaar leverde het hele proces mij veel op. Ik vind zelf dat ik erg gegroeid ben in mijn mogelijkheden om me uit te drukken en ik ga voorlopig hard aan het werk om dat ook waar te maken.
Vóór deze opleiding maakte ik werk dat vooral op wiskundige principes was gebaseerd, nu is dat verschoven naar de wereld van bewegende objecten die bij mij empathie oproepen. Ik heb bij veel studenten gezien dat dergelijke grote veranderingen ontstaan: een fotograaf die inmiddels installaties maakt waarbij teksten een belangrijke rol spelen; iemand die een aantal jaren schilderde en nu kleurrijk ruimtelijk werk maakt met karton……
Als je kiest voor de Nieuwe Akademie Utrecht, dan kies je voor ontwikkeling. En je kunt absoluut het eindpunt van die ontwikkeling niet voorspellen. Maar een feest is het wel!

Scroll naar boven