Excursie Berlijn 2023

Met de NAU naar Berlijn – augustus 2023

‘Welk jaar zit jij?’, ‘Wat voor werk maak je?’, ‘Wat vond je van de tentoonstellingen van vandaag?’,  ‘Heb  je al iets gezien waar je in je eigen werk iets mee kan?’ Met een groep studenten van de Nieuwe Akademie Utrecht op excursie naar Berlijn betekent veel praten over kunst, over jezelf, over je eigen werk en over wat je samen ziet. Café Jonas. Een week vol indrukken, nieuwe contacten leggen en overal over praten.

De eerste dag halen we ’s ochtends fietsen op het Alexanderplatz om daarna naar de Hamburger Bahnhof door te rijden. In dit museum voor kunst vanaf 1960 kunnen we drie tentoonstellingen en de vaste collectie bekijken. In wat vroeger de hal van het treinstation was, is werk van Eva Fàbregas (1988) te zien, dat speciaal voor de plek gemaakt is. Het bestaat uit grote amorfe vormen die in groepen door de zaal verspreid zijn, allemaal in afgestemde tinten en met net verschillend materiaal. Soms beweegt zo’n organisch geheel alsof er iemand tegen aan slaat. Ik vind het mooi, maar verwachtte meer werk van Fàbregas.

De tweede tentoonstelling die ik zie is van Christina Quarles (1985), in retrospectief voor mij een van de hoogtepunten van deze reis. Deze Amerikaanse schilder geeft voor mij nieuwe invulling aan het schilderen van de menselijke figuur doordat ze de figuur uit zijn verband trekt en kruist met structuren en leegtes. Ik ben zo enthousiast dat ik na afloop een catalogus van haar koop (top museumshop).

Na Quarles vinden we Fred Sandback (1943-2003), waar de derde tentoonstelling over gaat, wel erg minimalistisch. Zijn werk bestaat uit draden die door de ruimte zijn gespannen. Het laat je nadenken over vorm en restvorm, over ruimte en ruimtelijkheid. Mij zet het aan het denken over de rol van de curator. Wat voor instructies heeft Sandback achtergelaten over hoe de draden gespannen moeten worden? Waarop zijn de keuzes gebaseerd die genomen zijn bij de inrichting? Waarom stoppen sommige daden op de glazen lichtbak en anderen net lelijk ernaast?

Na de lunch verzamelen we ons bij de bunker waar de Boros Collectie zich in bevindt. Tijdens de rondleiding (enige manier om de collectie te zien) horen we dat de bunker in WO II in zeven maanden is gebouwd. Boven de grond, omdat Hitler zei: ‘wij schuilen niet als bange muizen onder de grond.’ Later in de DDR gebruikten ze het gebouw om fruit voor de politieke bovenlaag op te slaan. De geur van bananen sijpelde uit alle poriën van het gebouw, waardoor de gewone DDR’er het de bijnaam bananenbunker gaf. Nog weer later werden er clandestiene Raves gegeven en kwam er een danceclub. De luchttoevoer was minimaal, zweet overal. Gevolg: sluiting.

Uiteindelijk is het gebouw dus in handen gekomen van een particuliere verzamelaar, die er een museum van maakte. Het is een fantastisch gebouw: de geschiedenis is overal zichtbaar. Ruimtes zijn gemaakt door wanden of plafonds weg te halen, waardoor je een Escherachtige constructie overhoudt van kamers die elkaar omvouwen. Je ziet waar plafonds zijn weggehaald en muren van kleur verschieten. Het kleine liftje waar de bananen mee naar binnen werden getakeld en de waarschuwingsteksten uit WO II voegen een extra laag toe.

Oh ja… en daartussen staat dus kunst. Ik heb moeite om me te herinneren wat ik er gezien heb. Gelukkig heb ik aantekeningen gemaakt: ‘Voorwerpen in iets. Tekenen van neokolonialisme epoxie Paolo Nazareth.’ Was dat niet in een klein donker hoekje van het gebouw, waar je de angst voor luchtaanvallen bijna kon ruiken?  ‘Vincent. Man. Duurste werk collectie,’ was dat niet ergens bovenin, waar de trap steeds smaller werd?

Het werk waar we achteraf het meeste discussie over hadden is een grote stapel bruin spul op een zeil en drie vaten. Voor The Allure of Matter liet He Xiangyu 60.000 flessen Coca Cola droog koken, eerst alleen, maar later ook met de hulp van een heleboel hulp. Het resultaat: 127 tonnen vol smurrie. Voorstanders vonden dit een geniaal kunstwerk dat het Westerse consumentisme aan de kaak stelt. Mijn idee is dat je dat toch ook wel kunt doen op een manier die niet zoveel geld en energie kost (en Coca Cola toch 60.000 keer de prijs van een flesje cola heeft opgeleverd).

Dat was dag één… je kunt je voorstellen dat we aan het einde van de week door onze kunsthoeven zakten. Vul naast het museale dagprogramma bijkletsen in ons stamcafé Jonas, eten met nieuwe mensen (beantwoordt de vragen van het begin), overprikkeld naar bed en slecht slapen in. Volgende dag goed ontbijten in het hotel en dan als eendjes op de fiets achter een docent aan, vaak nog via een omweg langs belangrijke plekken in Berlijn zoals de Brandenburger Tor, het Joods Monument of de Muur.  

De tweede dag is vol niet-Westerse kunst. In de ochtend bezoeken we het Etnologisch museum (een van de weinige musea die op maandag open zijn) dat zich bevindt in een gigantisch nieuwbouwpaleis oude stijl (heel bizar). Er is ook een tentoonstelling over de stad Berlijn (heel positieve dingen over gehoord achteraf). Ik dwaal door de etnologische collectie, waar ik prachtige maskers uit Oceanië zie. Er gaat zo’n kracht vanuit dat het voelt alsof ze nog steeds religieuze macht hebben. Ik voel gêne. Is dit wel voor mijn ogen bestemd? Waarom staan ze überhaupt in het museum?

Veel voorwerpen hier zijn tijdens de koloniale periode naar Europa gekomen. Het schijnt dat van alle kunstschatten uit Afrika zich 90% buiten dat continent bevindt. Het museum besteedt veel aandacht aan deze discussie en verbloemt de wreedheid erachter niet. Ook laten ze zien hoe ze de collectie proberen te strippen van de blik van de kolonisator. Best aardig, moet het niet gewoon terug? De meeste studenten die ik sprak delen dit standpunt, al hoor ik ook: ‘Wat geweest is, is geweest. Het is nu eenmaal zo.’

’s Middags in het Haus der Kulturen der Welt blijft het kolonialisme een thema. De kunst van hedendaagse kunstenaars van niet-westerse afkomst die hier getoond werd, verwijst regelmatig naar dit verleden. Veel ruimtelijk werk en objecten van stof, wandkleden en keramiek. Bij de schilderijen – in een ‘naïeve’ stijl – hoor ik een student zich afvragen: ‘Wat als ik dit zou laten zien bij een werkbespreking?’

Het ontbreken van zaalteksten en titelbordjes geeft een heel komisch effect: overal zie je verdwaasde NAU-studenten zoeken naar houvast: ‘Begrijp jij hoe het hier in elkaar zit?’. De afwijkende indeling van het gebouw helpt niet: gangen gaan automatisch over in kantoortjes, tussenvloeren houden zomaar op, verschillende achterdeurtjes gaan gewoon naar buiten en in de theaterzaal concurreert een soundcheck met het audiowerk.

Mij raakt vooral het werk van Ange Dakouo: een manshoge halfronde vorm, bestaande uit allemaal kleine met katoenen draad ingepakte en aan elkaar geknoopte talismannen. Zelf gelooft hij sterk in de werking daarvan en met zijn werk onderzoekt hij de rol die talismannen in onze moderne maatschappij kunnen hebben. De geweven draden verwijzen naar hoe mensen met elkaar verbonden zijn en elkaar nodig hebben om te gedijen. Ik vind er rust, samenhang en inspiratie. Met een aantal studenten onderzoeken we de constructie.

Alle verhalen van mijn medestudenten beginnen in mijn hoofd door elkaar te lopen. Naast wie fietste ik ook alweer gisteren? Wie vertelde me over haar zoon, over een dochter en een boot? Wie liet die foto van een tasje zien? Naast wie zat ik gisteren te eten? Wie vertelde over het clubleven in Berlijn aan het ontbijt?

De derde dag begint met de Neue Nationalgalerie en een rondleiding door de tentoonstelling Isa Genzken 75/75. Ter gelegenheid van de 75e verjaardag van deze kunstenares toont het museum 75 werken. De eerste werken spreken me erg aan. Ik zie principes uit de lessen ruimtelijk terug in balancerende, hangende en contrasterende constructies. Maar ergens verlies ik mijn aandacht. Wat moet ik met een stapel papieren op de grond, een kolom met aquariumvissen erop geplakt? Als Guda een half ingepakte etalagepop tegen de rondleidster kwalificeert als ‘studentenwerk’ voel ik me gesteund in mijn mening: de tentoonstelling was beter geweest onder de titel 50/75.

Ondergronds biedt het museum o.a. 100 werken van Gerhard Richter (ooit de man van Isa Genzken), wat veel klinkt, maar verrassend snel doorgewandeld is en een opstelling met eigen collectie uit de periode 1900-1945. Echt leuk dat er een Lou Loeber tussen hangt (Power to the Dutch Girls). Verder blijven twee portretten van Kokoschka, griezelige kaartspelers van Otto Dix en het uitgebalanceerde werk van Paul Klee me bij.

De meeste buzz veroorzaakt het werk Tehching Hsieh. Deze performance kunstenaar lokt discussie uit over wat kunst nu eigenlijk is en hoe ver je voor kunst moet gaan. Zijn totale oeuvre bestaat uit zes performances, die hij zelf ‘lifeworks’ noemt. We zien zijn tweede ‘One Year Performance’ waarbij hij ieder uur een klok indrukt en een foto van zichzelf neemt. Aan de wanden vrijwel identieke 8760 foto’s. Er missen er 133 door breakdowns en gebrek aan slaap. Waarom doe je jezelf dit aan? Moeten we dit soort projecten eigenlijk wel kunst noemen?

We lopen voor lunch en nog meer kunst naar de Gemäldegalerie, waar de oude meesters te bezichtigen zijn: ‘Stoffige kunst in stoffige zalen’, volgens mijn medestudenten. Stiekem toch genoten van Caravaggio, Velasquez, portretten van Holbein en Adam en Eva van Lucas Cranach. Realiseer me nu dat ik al die Bijbelse kunst niet ervaar als ‘nog beladen met een religieuze kracht’, waar ik in het Etnologisch museum last van had. Is daar door de ontkerkelijking de magie van af? Of heb ik de etnologische collectie bevooroordeeld bekeken door magie en kracht aan beelden toe te schrijven?

De kers op de taart van deze dag was  de tekententoonstelling World Framed in het Kupferstichkabinett. Tekenen als manier om de wereld te ontdekken en te ordenen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van ‘manual thinking’. Je voelt het spanningsveld tussen planning en toeval. Tekenen op een zakdoekje in je zak, lijnen zo lang als je hartslag, een getekende weergave van een concert. Het was sober maar toch emotioneel. Ik vond het super inspirerend!

Op de laatste dag is alleen het ochtendprogramma verplicht. Mijn hoofd zit zo vol met indrukken, dat ik bij het opstaan al weet, dat de galeries in de middag te veel gaan zijn. Maar eerst nog naar de Alte Nationalgalerie, waar we een rondleiding krijgen over de tentoonstelling Secessions: Klimt, Stuck, Liebermann. Drie steden, drie kunstverenigingen, drie kopstukken. Het werk van Max Liebermann (1847-1935) is schattig maar oubollig en de femmes fatales van Franz von Stuck (1863-1928) griezelig maar Gustav Klimt (1862-1918) is altijd fijn.

Na een uitgebreide uitleg bij deze drie schilders, volgen we de rondleidster langs een heleboel onbekende Duitse kunstenaars uit het einde van de negentiende eeuw. Ik vind het moeilijk om mijn aandacht er bij te houden, maar bij een landschap van Edward Munch, vergeet ik mijn vermoeidheid. Wat kon die man toch schilderen! Fantastisch ook, die figuur rechtsvoor, zo vreemd afgesneden. De spanning tussen hem en de personen in de achtergrond, de kleuren. Zucht!

Na afloop van de rondleiding zoek ik de hoogtepunten nog een keertje op (Manet, Klimt en Mucha) alvorens ik op zoek ga naar Caspar David Friedrich (1774-1840). Zijn romantische landschappen heb ik niet vaak in het echt gezien, dus daar wil ik nog wel trappen voor lopen. Mijn moeite wordt beloond. Het valt op hoe leeg zijn schilderijen zijn. Best modern als je het zo bekijkt.

Dan is het tijd om de tassen op te halen. Ik ga mijn fiets inleveren en nog wat door Berlijn slenteren. Ik lees lekker mijn boek uit en geniet van een laatste avond uit eten met lieve nieuwe kennissen. Ze vertellen over de galeries (ook weer over kolonisatie, maar nu met video). Gelukkig weet ik dan nog niet dat ik op de terugweg twee defecte treinen en spoorwerkzaamheden zal treffen. Dat ik in het gangpad moet zitten, op een zwartrijdende fietser moet wachten en moet plaatsmaken voor bierdrinkende Duitsers…

Guda bedankt voor de goede organisatie, bedankt alle docenten, bedankt alle medestudenten en bedankt Berlijn!
Ingelies Vermeulen.

Scroll naar boven