Kunstbiënnale Venetië 2015
Persoonlijke impressie van de NAU-excursie van 30 augustus tot 4 september 2015.
Na een fietstocht van ongeveer 3 weken kwam ik op zondag 30 augustus aan in Venetië om met mede-studenten en docenten van de Nieuwe Akademie Utrecht de kunst-biënnale te bezoeken. Venetië naderend zag ik mooie en ook trieste staaltjes van verkrottend cultureel erfgoed: de villa’s van rijke Venetianen uit de bloeitijd van de Venetiaanse republiek; nu onbewoond en dichtgespijkerd, vergane glorie zonder bestaansrecht lijkt het. Venetië is een bijzondere stad waar de logistiek nog voor een groot deel pre-industrieel is. Zonder toerisme zou, denk ik, de stad ten dode opgeschreven zijn. En die pre-industriële ambiance biedt ook een prima decor voor kunst. Wellicht is het vertonen van kunst het laatste bestaansrecht van de vele palazzo’s die Venetië telt en misschien wel de reden dat die palazzo’s het lot van die verkrottende villa’s op de Po-vlakte niet hoeven te delen.
Enfin, met mijn fiets kwam ik Venetië sowieso niet in; die liet ik achter in een parkeergarage bij het station. Met de boot en daarna lopend zeulde ik mijn bagage naar ons onderkomen, de Foresteria Valdese. Aan het eind van de middag arriveerden de andere deelnemers aan de excursie. Fijn, want na drie weken alleen op de fiets was ik wel weer aan wat gezelschap toe. Hoewel heel wat deelnemers elkaar maar nauwelijks kenden vond iedereen makkelijk aansluiting. De kamers in het voormalige klooster werden verdeeld (of de deelnemers werden over de kamers verdeeld) en bij het eten in restaurantjes en op terrasjes kwamen we in de stemming voor wat een interessante week zou worden. Naast ‘nieuwkomers’ zoals ik waren er ook genoeg studenten die aan de vorige excursie(s) naar Venetië hadden deelgenomen, dus al een beetje de weg wisten en de ‘debutanten’ enthousiasmeerden.
Na een zwoele zweterige nacht, een eenvoudig ontbijt en inkopen bij de lokale middenstand voor de lunch bezochten we maandag drie exposities. Eigenlijk was dit een soort ‘voorprogramma’ want de biënnale-lokaties waren ‘s maandags gesloten. In stoet liepen we door de smalle Venetiaanse steegjes naar ons eerste museum Palazzo Fortuny voor de tentoonstelling Proportio, over maat-verhoudingen in de kunst. Niet vreemd dat bij zo’n thema ook de architectuur ruimschoots aan bod komt, naast de verhoudingen van het menselijk lichaam en de kosmos. Mooi was dat in deze tentoonstelling zowel oude als nieuwe kunst het thema inhoud gaven.
Vervolgens begaven we ons naar het Palazzo Grassi waar een tentoonstelling gewijd was aan Martial Raysse, een Frans beeldend kunstenaar, met werk uit de periode 1958 – 2015. Het werk werd niet-chronologisch gepresenteerd waarbij de tentoonstellingsmakers claimen dat zijn nieuwste werk een nieuwe kijk biedt op zijn oudere werk: schilderijen, assemblages, tekeningen en sculpturen. Ons viel op dat zijn vroegere werk, zeker qua materiaalgebruik, experimenteler is dan zijn nieuwere werk, en dat Raysse zich in zijn latere werk meer en meer tot het ‘klassieke’ schilderen beperkt.
De laatste tentoonstelling deze dag was ‘Slip of the Tongue’ in het Punta della Dogana, een oud havengebouw omgebouwd tot museum. Mooi opgestelde werken in mooie ruimtes. De tentoonstelling was samengesteld door Danh Vo die ook de deelnemende kunstenaars uitnodigde. Het werd ons bezoekers echter niet eenvoudig gemaakt om te zien welk werk van welke kunstenaar was, en hoe de werken zich tot elkaar verhielden.
We sloten de dag af met een nabespreking in de Foresteria. Over waardoor we getroffen waren, wat we goed en minder goed vonden en waarom dan. Het was dan wel handig als je overdag wat aantekeningen had gemaakt en namen onthouden had. Ik heb de neiging wat lui te zijn in die dingen.
Dinsdag en woensdag waren gereserveerd voor bezoek aan de beide centrale locaties van de biënnale: het Arsenale en Giardini. Dinsdag was voor het Arsenale, een heel lang gebouw dat vroeger werd gebruikt als touwslagerij.
Dit gebouw was gewijd aan het thema van de biënnale dit jaar: ‘All the World’s Futures’. Het is onmogelijk een volledige opsomming te geven van het overweldigende aanbod aan werken onder dit thema. Wat me opviel: veel installatie-kunst, veel geëngageerde kunst en veel video’s; maar ook tekenwerk zoals de uit het Russische straatleven gegrepen taferelen van Olga Chernysheva en de oorlogstrauma’s van Abu Bakarr Mansaray, een vluchteling uit Sierra leone die nu in Harlingen werkt.
Het steeds een stukje samen oplopen met telkens weer iemand anders van onze groep gaf daarbij veel gelegenheid om samen te praten over wat we zien en daarover uit te wisselen. En het is echt waar: samen zie je meer.
Daarnaast waren er op het Arsenale-terrein ook een aantal landen-paviljoens. Deze landen-paviljoens houden zich niet strikt aan het thema en zijn zeer wisselend van opzet en kwaliteit van het gepresenteerde. Zelf was ik nogal onder de indruk van de paviljoens van Argentinië met polyester sculpturen van Juan Carlos Distéfano en Zuid-Afrika met politiek geladen kunst van diverse kunstenaars.
In de nabespreking ’s avonds gaven mensen aan waar ze door getroffen waren en welke tendensen ze opgemerkt hadden. Een vraag die bijvoorbeeld op kwam was de vraag waar bij video’s nu het onderscheid gemaakt kan worden tussen ‘documentaire’ en ‘beeldende kunst’. Voor mezelf kom ik tot de conclusie dat dat iets te maken heeft met de mate van verbeelding die de maker in zijn/haar werk stopt voorbij de registratie van feiten.Woensdag gingen we naar het Giardini park. Het grote centrale paviljoen is gewijd aan het thema. In vergelijking met de werken in het Arsenale hing hier naar mijn indruk wat intiemer werk. Dat volgt ook uit de aard van het gebouw dat als tentoonstellingsgebouw ontworpen is met intiemere ruimtes. Mooi vond ik het werk van Wangechi Mutu, een Kenyaanse die in New York werkt: een schilderij, een sculptuur en een video die elkaar ook inhoudelijk versterkten. Ook hier teveel om alles wat indruk maakte apart te noemen.In Giardini staan ook de door een aantal landen gebouwde landenpaviljoens, zoals het Rietveld-paviljoen van Nederland waar dit jaar herman de vries (zonder hoofdletters) zijn ecologische kunst toont. Ook in Giardini waren de landen-paviljoens van zeer wisselende kwaliteit. Tijdens de picknick ’s avonds (een traditioneel onderdeel van de NAU-excursie naar Venetië) bleek dat veel mensen onder de indruk waren van het Japanse paviljoen met de installatie ‘The Key in the Hand’ van de in Berlijn werkende Chiharu Shiota. (Deze haalde ook al veel Nederlandse kranten.)
De meeste stemmen (ja, we moesten stemmen op onze favoriete kunstenaar van de dag) waren – verrassend vond ik – voor het Australische paviljoen met de installatie ‘Wrong Way Time’ van Fiona Hall, een soort rariteitenkabinet als verbeelding van de spanning tussen mondiale politiek, het financiële systeem en het milieu.
Donderdag had een ‘vrij’ programma, gelegenheid om op eigen gelegenheid of in kleine groepjes de landen-paviljoens en galeries te bezoeken die geen plek hadden op de centrale biënnale-lokaties. Zo’n 30 landen-paviljoens en 44 ‘collateral events’: die ga je dus echt nooit allemaal zien. Ik liep mee met het groepje van NAU-docenten, o.a. omdat Annemarie beloofd had met enkele mensen ook de Scuola Grande di San Rocco te bezoeken met werken van de renaissance-schilder Tintoretto. We bezochten zowel landen-paviljoens als een aantal collateral events. Van de landenpaviljoens is vooral dat van Luxemburg me bijgebleven als een mooie totaal-ervaring met als onderwerp de spanning tussen ons rijke op gemak gerichte leven en de grote kwesties van onze tijd.
Verder was ik onder de indruk van de tentoonstelling ‘Land Sea’ van Sean Scully. Ik had de neiging hem met Rothko te vergelijken en hou dan meer van Scully, al vond Annemarie dat ik me dan toch nog maar eens meer in Rothko moet verdiepen.
Menigeen was zwaar onder de indruk van de extreem-breedbeeld video ‘Inverso Mundus. AES+F’. Een zeer esthetische video van ca 40 minuten, maar als ik eerlijk ben vond ik het een beetje edelkitsch: te mooi maar knap gemaakt.
En we liepen binnen bij een tentoonstelling van Peter Doig, een favoriet van onze docenten was mijn indruk. (De eerste keer van mijn leven dat ik als 65+er gratis ergens naar binnen mocht, al was het 3 dagen voor mijn 65e verjaardag.) Met als afsluiting Tintoretto in de Scuola was dit weer een dag overvol met kunst en gesprekken daarover.
Vrijdag was de dag van inpakken en vertrek. De meesten, en ook ik hadden nog wel een paar uur om nog wat te doen. Hoewel ik me voorgenomen had om geen kunst meer te bekijken – ik had mijn portie deze week wel gehad, vond ik – liep ik toch nog twee landen-paviljoens binnen. En ja, ik vond het paviljoen van Zimbabwe toch weer de moeite waard: jonge vitale kunst.
Al met al was het een rijke volle week. Het bezoek aan zo’n evenement met een grote groep min of meer gelijkgestemden geeft beslist meerwaarde aan de kunstervaring. En ik voel me nu toch intenser verbonden met mijn mede-studenten dan hier voor. Lof, kortom, voor de akademie dat de docenten de gelegenheid creëren voor dit soort ervaringen.
Tom Godefrooij