Excursie Berlijn 2023

Met de NAU naar Berlijn – augustus 2023

‘Welk jaar zit jij?’, ‘Wat voor werk maak je?’, ‘Wat vond je van de tentoonstellingen van vandaag?’,  ‘Heb  je al iets gezien waar je in je eigen werk iets mee kan?’ Met een groep studenten van de Nieuwe Akademie Utrecht op excursie naar Berlijn betekent veel praten over kunst, over jezelf, over je eigen werk en over wat je samen ziet. Café Jonas. Een week vol indrukken, nieuwe contacten leggen en overal over praten.

De eerste dag halen we ’s ochtends fietsen op het Alexanderplatz om daarna naar de Hamburger Bahnhof door te rijden. In dit museum voor kunst vanaf 1960 kunnen we drie tentoonstellingen en de vaste collectie bekijken. In wat vroeger de hal van het treinstation was, is werk van Eva Fàbregas (1988) te zien, dat speciaal voor de plek gemaakt is. Het bestaat uit grote amorfe vormen die in groepen door de zaal verspreid zijn, allemaal in afgestemde tinten en met net verschillend materiaal. Soms beweegt zo’n organisch geheel alsof er iemand tegen aan slaat. Ik vind het mooi, maar verwachtte meer werk van Fàbregas.

De tweede tentoonstelling die ik zie is van Christina Quarles (1985), in retrospectief voor mij een van de hoogtepunten van deze reis. Deze Amerikaanse schilder geeft voor mij nieuwe invulling aan het schilderen van de menselijke figuur doordat ze de figuur uit zijn verband trekt en kruist met structuren en leegtes. Ik ben zo enthousiast dat ik na afloop een catalogus van haar koop (top museumshop).

Na Quarles vinden we Fred Sandback (1943-2003), waar de derde tentoonstelling over gaat, wel erg minimalistisch. Zijn werk bestaat uit draden die door de ruimte zijn gespannen. Het laat je nadenken over vorm en restvorm, over ruimte en ruimtelijkheid. Mij zet het aan het denken over de rol van de curator. Wat voor instructies heeft Sandback achtergelaten over hoe de draden gespannen moeten worden? Waarop zijn de keuzes gebaseerd die genomen zijn bij de inrichting? Waarom stoppen sommige daden op de glazen lichtbak en anderen net lelijk ernaast?

Na de lunch verzamelen we ons bij de bunker waar de Boros Collectie zich in bevindt. Tijdens de rondleiding (enige manier om de collectie te zien) horen we dat de bunker in WO II in zeven maanden is gebouwd. Boven de grond, omdat Hitler zei: ‘wij schuilen niet als bange muizen onder de grond.’ Later in de DDR gebruikten ze het gebouw om fruit voor de politieke bovenlaag op te slaan. De geur van bananen sijpelde uit alle poriën van het gebouw, waardoor de gewone DDR’er het de bijnaam bananenbunker gaf. Nog weer later werden er clandestiene Raves gegeven en kwam er een danceclub. De luchttoevoer was minimaal, zweet overal. Gevolg: sluiting.

Uiteindelijk is het gebouw dus in handen gekomen van een particuliere verzamelaar, die er een museum van maakte. Het is een fantastisch gebouw: de geschiedenis is overal zichtbaar. Ruimtes zijn gemaakt door wanden of plafonds weg te halen, waardoor je een Escherachtige constructie overhoudt van kamers die elkaar omvouwen. Je ziet waar plafonds zijn weggehaald en muren van kleur verschieten. Het kleine liftje waar de bananen mee naar binnen werden getakeld en de waarschuwingsteksten uit WO II voegen een extra laag toe.

Oh ja… en daartussen staat dus kunst. Ik heb moeite om me te herinneren wat ik er gezien heb. Gelukkig heb ik aantekeningen gemaakt: ‘Voorwerpen in iets. Tekenen van neokolonialisme epoxie Paolo Nazareth.’ Was dat niet in een klein donker hoekje van het gebouw, waar je de angst voor luchtaanvallen bijna kon ruiken?  ‘Vincent. Man. Duurste werk collectie,’ was dat niet ergens bovenin, waar de trap steeds smaller werd?

Het werk waar we achteraf het meeste discussie over hadden is een grote stapel bruin spul op een zeil en drie vaten. Voor The Allure of Matter liet He Xiangyu 60.000 flessen Coca Cola droog koken, eerst alleen, maar later ook met de hulp van een heleboel hulp. Het resultaat: 127 tonnen vol smurrie. Voorstanders vonden dit een geniaal kunstwerk dat het Westerse consumentisme aan de kaak stelt. Mijn idee is dat je dat toch ook wel kunt doen op een manier die niet zoveel geld en energie kost (en Coca Cola toch 60.000 keer de prijs van een flesje cola heeft opgeleverd).

Dat was dag één… je kunt je voorstellen dat we aan het einde van de week door onze kunsthoeven zakten. Vul naast het museale dagprogramma bijkletsen in ons stamcafé Jonas, eten met nieuwe mensen (beantwoordt de vragen van het begin), overprikkeld naar bed en slecht slapen in. Volgende dag goed ontbijten in het hotel en dan als eendjes op de fiets achter een docent aan, vaak nog via een omweg langs belangrijke plekken in Berlijn zoals de Brandenburger Tor, het Joods Monument of de Muur.  

De tweede dag is vol niet-Westerse kunst. In de ochtend bezoeken we het Etnologisch museum (een van de weinige musea die op maandag open zijn) dat zich bevindt in een gigantisch nieuwbouwpaleis oude stijl (heel bizar). Er is ook een tentoonstelling over de stad Berlijn (heel positieve dingen over gehoord achteraf). Ik dwaal door de etnologische collectie, waar ik prachtige maskers uit Oceanië zie. Er gaat zo’n kracht vanuit dat het voelt alsof ze nog steeds religieuze macht hebben. Ik voel gêne. Is dit wel voor mijn ogen bestemd? Waarom staan ze überhaupt in het museum?

Veel voorwerpen hier zijn tijdens de koloniale periode naar Europa gekomen. Het schijnt dat van alle kunstschatten uit Afrika zich 90% buiten dat continent bevindt. Het museum besteedt veel aandacht aan deze discussie en verbloemt de wreedheid erachter niet. Ook laten ze zien hoe ze de collectie proberen te strippen van de blik van de kolonisator. Best aardig, moet het niet gewoon terug? De meeste studenten die ik sprak delen dit standpunt, al hoor ik ook: ‘Wat geweest is, is geweest. Het is nu eenmaal zo.’

’s Middags in het Haus der Kulturen der Welt blijft het kolonialisme een thema. De kunst van hedendaagse kunstenaars van niet-westerse afkomst die hier getoond werd, verwijst regelmatig naar dit verleden. Veel ruimtelijk werk en objecten van stof, wandkleden en keramiek. Bij de schilderijen – in een ‘naïeve’ stijl – hoor ik een student zich afvragen: ‘Wat als ik dit zou laten zien bij een werkbespreking?’

Het ontbreken van zaalteksten en titelbordjes geeft een heel komisch effect: overal zie je verdwaasde NAU-studenten zoeken naar houvast: ‘Begrijp jij hoe het hier in elkaar zit?’. De afwijkende indeling van het gebouw helpt niet: gangen gaan automatisch over in kantoortjes, tussenvloeren houden zomaar op, verschillende achterdeurtjes gaan gewoon naar buiten en in de theaterzaal concurreert een soundcheck met het audiowerk.

Mij raakt vooral het werk van Ange Dakouo: een manshoge halfronde vorm, bestaande uit allemaal kleine met katoenen draad ingepakte en aan elkaar geknoopte talismannen. Zelf gelooft hij sterk in de werking daarvan en met zijn werk onderzoekt hij de rol die talismannen in onze moderne maatschappij kunnen hebben. De geweven draden verwijzen naar hoe mensen met elkaar verbonden zijn en elkaar nodig hebben om te gedijen. Ik vind er rust, samenhang en inspiratie. Met een aantal studenten onderzoeken we de constructie.

Alle verhalen van mijn medestudenten beginnen in mijn hoofd door elkaar te lopen. Naast wie fietste ik ook alweer gisteren? Wie vertelde me over haar zoon, over een dochter en een boot? Wie liet die foto van een tasje zien? Naast wie zat ik gisteren te eten? Wie vertelde over het clubleven in Berlijn aan het ontbijt?

De derde dag begint met de Neue Nationalgalerie en een rondleiding door de tentoonstelling Isa Genzken 75/75. Ter gelegenheid van de 75e verjaardag van deze kunstenares toont het museum 75 werken. De eerste werken spreken me erg aan. Ik zie principes uit de lessen ruimtelijk terug in balancerende, hangende en contrasterende constructies. Maar ergens verlies ik mijn aandacht. Wat moet ik met een stapel papieren op de grond, een kolom met aquariumvissen erop geplakt? Als Guda een half ingepakte etalagepop tegen de rondleidster kwalificeert als ‘studentenwerk’ voel ik me gesteund in mijn mening: de tentoonstelling was beter geweest onder de titel 50/75.

Ondergronds biedt het museum o.a. 100 werken van Gerhard Richter (ooit de man van Isa Genzken), wat veel klinkt, maar verrassend snel doorgewandeld is en een opstelling met eigen collectie uit de periode 1900-1945. Echt leuk dat er een Lou Loeber tussen hangt (Power to the Dutch Girls). Verder blijven twee portretten van Kokoschka, griezelige kaartspelers van Otto Dix en het uitgebalanceerde werk van Paul Klee me bij.

De meeste buzz veroorzaakt het werk Tehching Hsieh. Deze performance kunstenaar lokt discussie uit over wat kunst nu eigenlijk is en hoe ver je voor kunst moet gaan. Zijn totale oeuvre bestaat uit zes performances, die hij zelf ‘lifeworks’ noemt. We zien zijn tweede ‘One Year Performance’ waarbij hij ieder uur een klok indrukt en een foto van zichzelf neemt. Aan de wanden vrijwel identieke 8760 foto’s. Er missen er 133 door breakdowns en gebrek aan slaap. Waarom doe je jezelf dit aan? Moeten we dit soort projecten eigenlijk wel kunst noemen?

We lopen voor lunch en nog meer kunst naar de Gemäldegalerie, waar de oude meesters te bezichtigen zijn: ‘Stoffige kunst in stoffige zalen’, volgens mijn medestudenten. Stiekem toch genoten van Caravaggio, Velasquez, portretten van Holbein en Adam en Eva van Lucas Cranach. Realiseer me nu dat ik al die Bijbelse kunst niet ervaar als ‘nog beladen met een religieuze kracht’, waar ik in het Etnologisch museum last van had. Is daar door de ontkerkelijking de magie van af? Of heb ik de etnologische collectie bevooroordeeld bekeken door magie en kracht aan beelden toe te schrijven?

De kers op de taart van deze dag was  de tekententoonstelling World Framed in het Kupferstichkabinett. Tekenen als manier om de wereld te ontdekken en te ordenen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van ‘manual thinking’. Je voelt het spanningsveld tussen planning en toeval. Tekenen op een zakdoekje in je zak, lijnen zo lang als je hartslag, een getekende weergave van een concert. Het was sober maar toch emotioneel. Ik vond het super inspirerend!

Op de laatste dag is alleen het ochtendprogramma verplicht. Mijn hoofd zit zo vol met indrukken, dat ik bij het opstaan al weet, dat de galeries in de middag te veel gaan zijn. Maar eerst nog naar de Alte Nationalgalerie, waar we een rondleiding krijgen over de tentoonstelling Secessions: Klimt, Stuck, Liebermann. Drie steden, drie kunstverenigingen, drie kopstukken. Het werk van Max Liebermann (1847-1935) is schattig maar oubollig en de femmes fatales van Franz von Stuck (1863-1928) griezelig maar Gustav Klimt (1862-1918) is altijd fijn.

Na een uitgebreide uitleg bij deze drie schilders, volgen we de rondleidster langs een heleboel onbekende Duitse kunstenaars uit het einde van de negentiende eeuw. Ik vind het moeilijk om mijn aandacht er bij te houden, maar bij een landschap van Edward Munch, vergeet ik mijn vermoeidheid. Wat kon die man toch schilderen! Fantastisch ook, die figuur rechtsvoor, zo vreemd afgesneden. De spanning tussen hem en de personen in de achtergrond, de kleuren. Zucht!

Na afloop van de rondleiding zoek ik de hoogtepunten nog een keertje op (Manet, Klimt en Mucha) alvorens ik op zoek ga naar Caspar David Friedrich (1774-1840). Zijn romantische landschappen heb ik niet vaak in het echt gezien, dus daar wil ik nog wel trappen voor lopen. Mijn moeite wordt beloond. Het valt op hoe leeg zijn schilderijen zijn. Best modern als je het zo bekijkt.

Dan is het tijd om de tassen op te halen. Ik ga mijn fiets inleveren en nog wat door Berlijn slenteren. Ik lees lekker mijn boek uit en geniet van een laatste avond uit eten met lieve nieuwe kennissen. Ze vertellen over de galeries (ook weer over kolonisatie, maar nu met video). Gelukkig weet ik dan nog niet dat ik op de terugweg twee defecte treinen en spoorwerkzaamheden zal treffen. Dat ik in het gangpad moet zitten, op een zwartrijdende fietser moet wachten en moet plaatsmaken voor bierdrinkende Duitsers…

Guda bedankt voor de goede organisatie, bedankt alle docenten, bedankt alle medestudenten en bedankt Berlijn!
Ingelies Vermeulen.

Gretha Hengst

2015

Lea Adriaans

2016

Excursie Kunstbiënnale Venetië 2015

Kunstbiënnale Venetië 2015
Persoonlijke impressie van de NAU-excursie van 30 augustus tot 4 september 2015.

Na een fietstocht van ongeveer 3 weken kwam ik op zondag 30 augustus aan in Venetië om met mede-studenten en docenten van de Nieuwe Akademie Utrecht de kunst-biënnale te bezoeken. Venetië naderend zag ik mooie en ook trieste staaltjes van verkrottend cultureel erfgoed: de villa’s van rijke Venetianen uit de bloeitijd van de Venetiaanse republiek; nu onbewoond en dichtgespijkerd, vergane glorie zonder bestaansrecht lijkt het. Venetië is een bijzondere stad waar de logistiek nog voor een groot deel pre-industrieel is. Zonder toerisme zou, denk ik, de stad ten dode opgeschreven zijn. En die pre-industriële ambiance biedt ook een prima decor voor kunst. Wellicht is het vertonen van kunst het laatste bestaansrecht van de vele palazzo’s die Venetië telt en misschien wel de reden dat die palazzo’s het lot van die verkrottende villa’s op de Po-vlakte niet hoeven te delen.
Enfin, met mijn fiets kwam ik Venetië sowieso niet in; die liet ik achter in een parkeergarage bij het station. Met de boot en daarna lopend zeulde ik mijn bagage naar ons onderkomen, de Foresteria Valdese. Aan het eind van de middag arriveerden de andere deelnemers aan de excursie. Fijn, want na drie weken alleen op de fiets was ik wel weer aan wat gezelschap toe. Hoewel heel wat deelnemers elkaar maar nauwelijks kenden vond iedereen makkelijk aansluiting. De kamers in het voormalige klooster werden verdeeld (of de deelnemers werden over de kamers verdeeld) en bij het eten in restaurantjes en op terrasjes kwamen we in de stemming voor wat een interessante week zou worden. Naast ‘nieuwkomers’ zoals ik waren er ook genoeg studenten die aan de vorige excursie(s) naar Venetië hadden deelgenomen, dus al een beetje de weg wisten en de ‘debutanten’ enthousiasmeerden.



Na een zwoele zweterige nacht, een eenvoudig ontbijt en inkopen bij de lokale middenstand voor de lunch bezochten we maandag drie exposities. Eigenlijk was dit een soort ‘voorprogramma’ want de biënnale-lokaties waren ‘s maandags gesloten. In stoet liepen we door de smalle Venetiaanse steegjes naar ons eerste museum Palazzo Fortuny voor de tentoonstelling Proportio, over maat-verhoudingen in de kunst. Niet vreemd dat bij zo’n thema ook de architectuur ruimschoots aan bod komt, naast de verhoudingen van het menselijk lichaam en de kosmos. Mooi was dat in deze tentoonstelling zowel oude als nieuwe kunst het thema inhoud gaven.
Vervolgens begaven we ons naar het Palazzo Grassi waar een tentoonstelling gewijd was aan Martial Raysse, een Frans beeldend kunstenaar, met werk uit de periode 1958 – 2015. Het werk werd niet-chronologisch gepresenteerd waarbij de tentoonstellingsmakers claimen dat zijn nieuwste werk een nieuwe kijk biedt op zijn oudere werk: schilderijen, assemblages, tekeningen en sculpturen. Ons viel op dat zijn vroegere werk, zeker qua materiaalgebruik, experimenteler is dan zijn nieuwere werk, en dat Raysse zich in zijn latere werk meer en meer tot het ‘klassieke’ schilderen beperkt.
De laatste tentoonstelling deze dag was ‘Slip of the Tongue’ in het Punta della Dogana, een oud havengebouw omgebouwd tot museum. Mooi opgestelde werken in mooie ruimtes. De tentoonstelling was samengesteld door Danh Vo die ook de deelnemende kunstenaars uitnodigde. Het werd ons bezoekers echter niet eenvoudig gemaakt om te zien welk werk van welke kunstenaar was, en hoe de werken zich tot elkaar verhielden.
We sloten de dag af met een nabespreking in de Foresteria. Over waardoor we getroffen waren, wat we goed en minder goed vonden en waarom dan. Het was dan wel handig als je overdag wat aantekeningen had gemaakt en namen onthouden had. Ik heb de neiging wat lui te zijn in die dingen.

Dinsdag en woensdag waren gereserveerd voor bezoek aan de beide centrale locaties van de biënnale: het Arsenale en Giardini. Dinsdag was voor het Arsenale, een heel lang gebouw dat vroeger werd gebruikt als touwslagerij.
Dit gebouw was gewijd aan het thema van de biënnale dit jaar: ‘All the World’s Futures’. Het is onmogelijk een volledige opsomming te geven van het overweldigende aanbod aan werken onder dit thema. Wat me opviel: veel installatie-kunst, veel geëngageerde kunst en veel video’s; maar ook tekenwerk zoals de uit het Russische straatleven gegrepen taferelen van Olga Chernysheva en de oorlogstrauma’s van Abu Bakarr Mansaray, een vluchteling uit Sierra leone die nu in Harlingen werkt.
Het steeds een stukje samen oplopen met telkens weer iemand anders van onze groep gaf daarbij veel gelegenheid om samen te praten over wat we zien en daarover uit te wisselen. En het is echt waar: samen zie je meer.
Daarnaast waren er op het Arsenale-terrein ook een aantal landen-paviljoens. Deze landen-paviljoens houden zich niet strikt aan het thema en zijn zeer wisselend van opzet en kwaliteit van het gepresenteerde. Zelf was ik nogal onder de indruk van de paviljoens van Argentinië met polyester sculpturen van Juan Carlos Distéfano en Zuid-Afrika met politiek geladen kunst van diverse kunstenaars.

In de nabespreking ’s avonds gaven mensen aan waar ze door getroffen waren en welke tendensen ze opgemerkt hadden. Een vraag die bijvoorbeeld op kwam was de vraag waar bij video’s nu het onderscheid gemaakt kan worden tussen ‘documentaire’ en ‘beeldende kunst’. Voor mezelf kom ik tot de conclusie dat dat iets te maken heeft met de mate van verbeelding die de maker in zijn/haar werk stopt voorbij de registratie van feiten.Woensdag gingen we naar het Giardini park. Het grote centrale paviljoen is gewijd aan het thema. In vergelijking met de werken in het Arsenale hing hier naar mijn indruk wat intiemer werk. Dat volgt ook uit de aard van het gebouw dat als tentoonstellingsgebouw ontworpen is met intiemere ruimtes. Mooi vond ik het werk van Wangechi Mutu, een Kenyaanse die in New York werkt: een schilderij, een sculptuur en een video die elkaar ook inhoudelijk versterkten. Ook hier teveel om alles wat indruk maakte apart te noemen.In Giardini staan ook de door een aantal landen gebouwde landenpaviljoens, zoals het Rietveld-paviljoen van Nederland waar dit jaar herman de vries (zonder hoofdletters) zijn ecologische kunst toont. Ook in Giardini waren de landen-paviljoens van zeer wisselende kwaliteit. Tijdens de picknick ’s avonds (een traditioneel onderdeel van de NAU-excursie naar Venetië) bleek dat veel mensen onder de indruk waren van het Japanse paviljoen met de installatie ‘The Key in the Hand’ van de in Berlijn werkende Chiharu Shiota. (Deze haalde ook al veel Nederlandse kranten.)

De meeste stemmen (ja, we moesten stemmen op onze favoriete kunstenaar van de dag) waren – verrassend vond ik – voor het Australische paviljoen met de installatie ‘Wrong Way Time’ van Fiona Hall, een soort rariteitenkabinet als verbeelding van de spanning tussen mondiale politiek, het financiële systeem en het milieu.
Donderdag had een ‘vrij’ programma, gelegenheid om op eigen gelegenheid of in kleine groepjes de landen-paviljoens en galeries te bezoeken die geen plek hadden op de centrale biënnale-lokaties. Zo’n 30 landen-paviljoens en 44 ‘collateral events’: die ga je dus echt nooit allemaal zien. Ik liep mee met het groepje van NAU-docenten, o.a. omdat Annemarie beloofd had met enkele mensen ook de Scuola Grande di San Rocco te bezoeken met werken van de renaissance-schilder Tintoretto. We bezochten zowel landen-paviljoens als een aantal collateral events. Van de landenpaviljoens is vooral dat van Luxemburg me bijgebleven als een mooie totaal-ervaring met als onderwerp de spanning tussen ons rijke op gemak gerichte leven en de grote kwesties van onze tijd.

Verder was ik onder de indruk van de tentoonstelling ‘Land Sea’ van Sean Scully. Ik had de neiging hem met Rothko te vergelijken en hou dan meer van Scully, al vond Annemarie dat ik me dan toch nog maar eens meer in Rothko moet verdiepen.
Menigeen was zwaar onder de indruk van de extreem-breedbeeld video ‘Inverso Mundus. AES+F’. Een zeer esthetische video van ca 40 minuten, maar als ik eerlijk ben vond ik het een beetje edelkitsch: te mooi maar knap gemaakt.

En we liepen binnen bij een tentoonstelling van Peter Doig, een favoriet van onze docenten was mijn indruk. (De eerste keer van mijn leven dat ik als 65+er gratis ergens naar binnen mocht, al was het 3 dagen voor mijn 65e verjaardag.) Met als afsluiting Tintoretto in de Scuola was dit weer een dag overvol met kunst en gesprekken daarover.

Vrijdag was de dag van inpakken en vertrek. De meesten, en ook ik hadden nog wel een paar uur om nog wat te doen. Hoewel ik me voorgenomen had om geen kunst meer te bekijken – ik had mijn portie deze week wel gehad, vond ik – liep ik toch nog twee landen-paviljoens binnen. En ja, ik vond het paviljoen van Zimbabwe toch weer de moeite waard: jonge vitale kunst.
Al met al was het een rijke volle week. Het bezoek aan zo’n evenement met een grote groep min of meer gelijkgestemden geeft beslist meerwaarde aan de kunstervaring. En ik voel me nu toch intenser verbonden met mijn mede-studenten dan hier voor. Lof, kortom, voor de akademie dat de docenten de gelegenheid creëren voor dit soort ervaringen.

Tom Godefrooij

Excursie Gent Antwerpen

Excursie 12 maart 2016,

En dan is daar alweer de tweede en tevens laatste excursie van dit studiejaar. Het is een koude ochtend maar de zo’n schijnt, het beloofd een mooie dag te worden. Dus in de auto op naar Oosterhout zuid.
Daar aangekomen is er nog tijd voor thee en iedereen druppelt langzaam naar binnen. Precies om 10 uur is daar de bus met een bekend gezicht, Kees-Jan is weer onze chauffeur.
We vertrekken naar Gent, naar het SMAK. Daar krijgen we een rondleiding van een uur.

Ook hier weer een bekend gezicht, onze gids heeft ons vorige keer ook tekst en uitleg gegeven.
We worden door 2 tentoonstellingen geleid en beginnen bij de Duitse kunstenaar Michael Buthe. Een flamboyante kunstenaar met een veelzijdig oeuvre. Hij heeft geleefd van 1944 tot 1994 en overleed op jonge leeftijd aan aids.
Hij maakt werk op papier en met textiel is hij ook overtuigend. In de jaren 70 gaat hij reizen naar het Midden Oosten en Marokko, in het werk dat dan volgt kijkt hij kritisch naar het verdwijnen van spiritualiteit en mythe inde westerse maatschappij.
Hij brengt alle culturen van de wereld samen in een werk en overdekt dat met stippen zodat het een geheel wordt.
Buthe wil dat zijn kunstwerken net zoals het leven in permanente verandering is.


De rondleiding gaat snel en ik ben naderhand terug gelopen om het beter te bekijken. Zijn inspiratiekast is geen kunstwerk maar wel een geweldig idee. Hij maakt prachtige boeken waar hij collages in maakt maar ook schildert en tekent. Hij had een kort leven waarin hij veel gefeest heeft maar vooral heel gedreven en hard gewerkt heeft.

De tweede tentoonstelling is van Rinus van de Velde, een 33 jarige Belgische kunstenaar. Hij maakt tekeningen op groot formaat met houtskool of Siberisch krijt, het wit wordt uitgespaard. Er worden grote decors in zijn studio gebouwd, waarna gefotografeerd en tot slot nagetekend, hij tekent niets uit zijn hoofd.
De verhalen die hij tekent zijn meestal fictief en doen denken aan een stripverhaal. In deze tentoonstelling zijn de tekeningen gebaseerd op het boek Donogoo Tonka een niet bestaande stad in een oerwoud die men alsnog gaat bouwen. Op de tentoonstelling staan sommige van de attributen die voor de tekening op ware grote zijn gebouwd.

Na dit alles nog even tijd voor onszelf en dan is daar de bus alweer en vertrekken we naar Antwerpen.
Tijdens de reis krijgen we extra vitaminen in de vorm van een mandarijn.

In Antwerpen gaan we naar het MUHKA, hier is op de begane grond de tentoonstelling waarvan Luc Tuymans de curator is. Hij heeft een tentoonstelling gemaakt met abstract werk van hedendaagse kunstenaars.
Er is ook een ruimte waar het video en filmwerk van Alexandre Estrela bekeken kan worden.

Een etage hoger is een totaal andere wereld, het lijkt op het eerste gezicht een speeltuin met reuze pluche vormen en een tweepersoons schommel waar je ook nog op mag zitten. Als je dorst hebt is er een glijbaan waar sterke drank van af drupt, er wordt aan je gevraagd of je het wilt proeven.
We staan bij de tentoonstelling “Holy Hauruck” van Kati Heck. De schilderijen van Kati Heck zijn een beetje bizar maar zeker intrigerend.
In de volgende zaal is werk van Vaast Colson, hij heeft een gedeelte van zijn atelier meegebracht en is zelf aanwezig zodat je met hem in gesprek kunt gaan. Vaak nodigt Vaast Colson ook collega-kunstenaars uit die deelnemen aan gezamenlijk bedachte acties of collectieve kunstwerken produceren. Zijn project Still some cream on the screen volgt gedeeltelijk die werkwijze. Samen met onder anderen kunstenaars Lieven Segers, Nel Aerts en spitsbroeder Dennis Tyfus brengt Colson een mix van diverse kunstvormen.

Om kwart voor 6 is Kees-Jan er weer en de terugreis kan beginnen. Er wordt goed voor ons gezorgd met koffie, thee en een krentenbol. Het was een geweldige dag met heel diverse tentoonstellingen.

Heel veel dank aan, Anne Marie, Guda, Jos en Frans.
Vol inspiratie rij ik het laatste stuk naar huis.

Helma Hille

Scroll naar boven